Om onze aarde zit een dikke laag gassen die we de atmosfeer noemen. Deze laag zorgt er niet alleen voor dat we kunnen ademen, maar is ook een soort deken wat ons warm houdt in de koude ruimte (paar honderd onder 0 °C). Overdag warmt de zon ons op en s ’nachts zorgt de warme lucht en aarde ervoor dat het niet te veel afkoelt. Om een idee te geven zonder atmosfeer: De maan is overdag 123 °C en s ’nachts -153 °C, niet al te fijn dus.

In de atmosfeer zitten gassen die warmtestralen van de zon kunnen opnemen en hierdoor warm worden. Doordat deze gassen warm worden wordt de atmosfeer warm. Dit heet het broeikaseffect en is een heel normaal en goed effect. Deze gassen heten broeikasgassen en zijn onder andere: Koolstofdioxide (CO₂), stikstofoxide (NO₂), waterdamp (H₂O) en methaan (CH₄). Deze gassen komen van nature voor in de atmosfeer en zijn in lage hoeveelheid dus goed. Daarnaast heb je ook veel zuurstof (O₂) en stikstof (N₂) in de atmosfeer zitten die nauwelijks bijdragen aan het broeikaseffect.

Door verbranding komen koolstofdioxide (CO₂), stikstofoxide (NO₂) en waterdamp (H₂O) vrij. De laatste wordt veel geproduceerd door bacteriën die in koeien leven. Doordat we met zijn allen steeds meer verbranden en meer koeien houden voor vleesproductie stijgen de broeikasgassen. Hierdoor kan de atmosfeer dus meer warmte opnemen en wordt het warmer. Dit heet het versterkte broeikaseffect.

Door het versterkte broeikaseffect wordt het op aarde warmer waardoor er verschillende dingen kunnen gebeuren:

• Het ijs smelt en de waterspiegel stijgt
• Dieren die leven op het ijs hebben steeds minder leefruimte
• Woestijnen worden nog warmer en gaan zich uitbreiden
• Dieren kunnen niet meer tegen de hoge temperatuur en moeten zich verplaatsen of sterven uit

Er wordt nu veel onderzoek gedaan naar het versterkte broeikaseffect. Dit is heel moeilijk want er zijn veel factoren die het weer en de temperatuur beïnvloeden. Ook moet het onderzoek lang duren omdat het niet zo snel gaat.