Heb je hier wat aan gehad? Abonneer dan op mijn YouTube kanaal:

Doneer meneer Wietsma een kopje koffie:

Klik hier voor een samenvatting van de video

Wanneer je meerdere elektrische apparaten op een spanningsbron aansluiten zullen de apparaten samen bepalen hoe groot de stroomsterkte wordt. Dit komt omdat ze samen voor een weerstand zorgen. Hoe groot de weerstand samen is hangt af hoe de apparaten geschakeld zijn. Als je de gezamenlijke weerstand van verschillende elektrische apparaten gaan berekenen, bereken je de vervangingsweerstand.
 
Serieschakeling
Hieronder zie je een schakeling van 3 weerstanden in serie.

Als je kijkt naar hoe de ampère door deze schakeling zijn zie je dat alle ampère door alle 3 de weerstanden gaan.

De vervangingsweerstand kun je dus berekenen met:
 
Rv = R1 + R2 + R3
 
Rv = De vervangingsweerstand in Ohm (Ω)
R1 t/m R3 = De weerstanden in Ohm (Ω)
 
Stel dat iedere weerstand 12 Ω groot is dan zal iedere ampère een weerstand van 3 ∙ 12 Ω = 36 Ω ondervinden. De vervangingsweerstand (Rv) is dus 36 Ω. In dit geval kunnen we dat ook de totale weerstand (Rtot)noemen, want alle weerstanden in de schakeling zitten in de Rv.

Stel je hebt een grote schakeling waarbij weerstand 3 en 4 in serie geschakeld zijn dan mag je ze bij elkaar optellen en noem je ze R3+4
 
Parallelschakeling
Hieronder zie je een schakeling van 3 weerstanden parallel.

Bij parallel kun je de weerstanden niet zomaar bij elkaar optellen. Dit omdat als we naar de ampère kijken een gedeelte door de eerste weerstand gaat en een ander gedeelte door een andere weerstand. Daarnaast zijn er nu 3 wegen om door de schakeling te gaan. Hoe meer wegen, hoe makkelijker het wordt en hoe lager de weerstad.
 
Om de vervangingsweerstand bij een parallelschakeling te bereken hebben we de volgende formule nodig:
 
\dfrac{1}{R_{v}} = \dfrac{1}{R_{1}}+\dfrac{1}{R_{2}}+\dfrac{1}{R_{3}}  
Rv = De vervangingsweerstand in Ohm (Ω)
R1 t/m R3 = De weerstanden in Ohm (Ω)
 
Stel dat iedere weerstand een waarde van 12 Ω heeft, dan zal de totale weerstand zijn:
 
\dfrac{1}{R_{tot}} = \dfrac{1}{12}+\dfrac{1}{12}+\dfrac{1}{12} =0,25

R_{tot} = \dfrac{1}{0,25} = 4,0 Ω
 
Vergeet de laatste deling niet!





Maak de quiz om te zien of je het snapt

Laat een bericht achter

22 berichten op "Vervangingsweerstand"

avatar
ordenen:   nieuwste | oudste
Fxnn
Bezoeker

Terug rekenen naar een factor is echt lastig

Fxnn
Bezoeker

Waar staat de uitleg over wanneer je nou -1e moet gebruiken bij het terug rekenen?

Maite
Bezoeker

Er staat in de title ‘vervaNINgsweerstand’ moet dus nog een ‘g’ bij 😉 verder heeft deze uitleg het weer beter dan mijn boek gedaan!

Heba
Bezoeker

wat maakt het precies uit? zo onsignificant.

Ruben Pauwels
Bezoeker

Ah, nu gebruik ik de twee laatste oefeningen in les8: ingewikkelde schakelingen!! 🙂 🙂

anoniem
Bezoeker

hoe kom je bij 1:R2+R3= 5?

Timothy
Bezoeker

Meneer, Ik weet niet hoe ik u kan bedanken. Ik heb alle vragen goed gedaan en ik begrijp het volledig. Als mijn toets niet goed gaat morgen dan weet ik het ook niet meer. U bent geweldig, en verdient later echt een plekje in de hemel

Anoniem
Bezoeker

Ik zag uw video op youtube op Rv, door u snap ik het. U bent een held!

Nami
Bezoeker

bij vraag 4 moet je R2 berekenen en dat had ik gedaan en ik vul het in en dan is het fout omdat het antwoordweer omgerekend is naar Rtot?

Venny
Bezoeker

Dag meneer Wietsma,
Mijn docent zegt dat in een serieschakeling het lampje met de grootste weerstand het felst brandt, maar dat snap ik niet helemaal. Kunt u mij helpen?

Venny
Bezoeker

Het is toch zo dat het lampje met de kleinste weerstand het felst brandt

wpDiscuz