Heb je hier wat aan gehad? Abonneer dan op mijn YouTube kanaal:
Doneer meneer Wietsma een kopje koffie:
Klik hier voor een samenvatting van de video
De formule om de zwaarte energie te berekenen is:
Ez = m ∙ g ∙ h
Ez = De zwarte/potentiële energie in Joule (J)
m = De massa in kilogram (kg)
g = De zwaartekrachtcontante/valversnelling (10 (VMBO) 9,8 (HAVO) of 9,81 (VWO))
h = Het hoogteverschil in meter (m)
De zwaartekrachtconstante zal niet snel veranderen. Pas als we bijvoorbeeld op de maan of op een andere planeet staan zal dit getal veranderen.
Als je een voorwerp los laat dan zal de hoogte steeds minder worden. De zwaarte energie wordt dus lager. Deze energie wordt dan omgezet in bewegingsenergie (kinetische energie).
Als een voorwerp juist omhoog wilt brengen moet je er energie instoppen gelijk aan de uiteindelijke zwaarte energie die het voorwerp gaat hebben (afhankelijk van de massa, de hoogte en de zwaartekrachtconstante).
Quiz-summary
0 of 6 questions completed
Questions:
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
Information
Maak de quiz om te zien of je het snapt
You have already completed the quiz before. Hence you can not start it again.
Quiz is loading...
You must sign in or sign up to start the quiz.
You have to finish following quiz, to start this quiz:
Resultaten
0 van de 6 vragen goed
Time has elapsed
Categories
- Not categorized 0%
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- Beantwoord
-
Vraag 1 van 6
1. Question
Stel je weet de Ez, m en g. Hoe moet je de formule Ez = m ∙ g ∙ h dan ombouwen om de hoogte te kunnen berekenen?
Correct
Incorrect
-
Vraag 2 van 6
2. Question
Je wilt een bal van 2,1 kg optillen tot een hoogte van 1,3 meter. Hoeveel energie heb je hier voor nodig?
(Gebruik: g = 9,81 N/kg en geef je antwoord in gehele getallen)- (27) J
Correct
m = 2,1 kg
h = 1,3 m
g = 9,81
Ez = m ∙ g ∙ h = 2,1 ∙ 9,81 ∙ 1,3 = 27 J
Incorrect
m = 2,1 kg
h = 1,3 m
g = 9,81
Ez = m ∙ g ∙ h = 2,1 ∙ 9,81 ∙ 1,3 = 27 J
-
Vraag 3 van 6
3. Question
Je tilt een voorwerp met een onbekende massa op tot een hoogte van 2,2 meter. Je hebt hiervoor 54 J nodig. Hoe zwaar is het voorwerp? (Gebruik: g = 9,81 N/kg en geef je antwoord alleen in getalen met één getal achter de komma)
- (2.5 of 2,5) kg
Correct
h = 1,3 m
g = 9,81
Ez = 54 J
Ez = m ∙ g ∙ h
54 = m ∙ 9,81 ∙ 2,2 Delen door (9,81 ∙ 2,2)
m = 54 / (9,81 ∙ 2,2) = 2,5 kg
Incorrect
h = 1,3 m
g = 9,81
Ez = 54 J
Ez = m ∙ g ∙ h
54 = m ∙ 9,81 ∙ 2,2 Delen door (9,81 ∙ 2,2)
m = 54 / (9,81 ∙ 2,2) = 2,5 kg
-
Vraag 4 van 6
4. Question
Je gooit een steen met een massa van 450 g naar boven. Tijdens de gooi gebruik je 41 J aan energie. Hoe hoog komt de steen? (Gebruik: g = 9,81 N/kg en geef je antwoord alleen in getalen met één getal achter de komma)
- (9.3 of 9,3) m
Correct
m = 450 g = 0,45 kg
g = 9,81
Ez = 41 J
Ez = m ∙ g ∙ h
Ez / (m ∙ g ) = h = 41 / (9,81 ∙0,45) = 9,3 m
Incorrect
m = 450 g = 0,45 kg
g = 9,81
Ez = 41 J
Ez = m ∙ g ∙ h
Ez / (m ∙ g ) = h = 41 / (9,81 ∙0,45) = 9,3 m
-
Vraag 5 van 6
5. Question
Moeilijk: Je gaat een berg beklimmen met een hoogte van 2,2 km. Je begint onder aan de berg en weegt samen met je rugzak 75 kg. In totaal ben je 5,4 uur aan het klimmen. Bereken het gemiddelde vermogen (J/s) dat je lichaam moet leveren. (Gebruik: g = 9,81 N/kg en geef je antwoord alleen in getalen met één getal achter de komma)
- (83,3 of 83.3) J/s
Correct
h = 2,2 km = 2200 m
m = 75 kg
t = 5,4 uur = 19.440 s
Ez = m ∙ g ∙ h = 75 ∙ 9,81 ∙ 2200 = 1.618.650 J
P = = = 83,3 J/s
Incorrect
h = 2,2 km = 2200 m
m = 75 kg
t = 5,4 uur = 19.440 s
Ez = m ∙ g ∙ h = 75 ∙ 9,81 ∙ 2200 = 1.618.650 J
P = = = 83,3 J/s
-
Vraag 6 van 6
6. Question
Moeilijk: Een roltrap kan in 1,1 minuten iemand van 85 kg naar een hoogte van 35 meter brengen. De roltrap werkt op krachtstroom (400 V). Hoe groot is de stroomsterkte van de roltrap tijdens het naar boven brengen van iemand? (Gebruik: g = 9,81 N/kg en geef je antwoord alleen in getalen met één getal achter de komma)
- (1.1 of 1,1) A
Correct
t = 1,1 min = 66 s
m = 85 kg
h = 35 m
g = 9,81
Ez = m ∙ g ∙ h = 85 ∙ 9,81 ∙ 35 = 29.184,75 J
P = = = 442,2 W (J/s)
P = U ∙ I
I = = = 1,1 A
Incorrect
t = 1,1 min = 66 s
m = 85 kg
h = 35 m
g = 9,81
Ez = m ∙ g ∙ h = 85 ∙ 9,81 ∙ 35 = 29.184,75 J
P = = = 442,2 W (J/s)
P = U ∙ I
I = = = 1,1 A
Laat een bericht achter
10 berichten op "Zwaarte- Hoogte- Potentiele- energie"
In u video bij de 2de voorbeeld snap ik niet waarom u van 50 J, 20 J hebt gemaakt en hoe u op dit getaal bent gekomen.
Die 50 J was een typefout, had hier vanaf het begin 20 J van moeten maken. Dit was een gegeven uit de vraag dus hier kom je niet aan, deze info krijg je gewoon.
bij mij op schoo doe we atijd g in 10. waarom doe u het in 9,81
Vmbo gebruikt 10 (9,8 of 9,81 mag ook)
Havo en vwo gebruiken 9,81
u heeft niets over potentiele energie vertelt
Hoogte/Zwaarte energie is potentiële energie. Dus als een boek op tafel ligt heeft het zwaarte energie. Deze energie kan er potentieel uit wanneer het boek valt
is er een manier om sommen om te zetten als je dat moet doen net als bij vraag 1?
Zeker! Dat leg ik in detail hier uit: https://meneerwietsma.nl/algemeen/formules-ombouwen/
Voorwerpen is misspelled in de uitleg 🙂
Scherp gezien! Aangepast!