Heb je hier wat aan gehad? Abonneer dan op mijn YouTube kanaal:
Doneer meneer Wietsma een kopje koffie:
Klik hier voor een samenvatting van de video
In je oog zit een lens die iets kan wat een lens van glas of plastic niet kan, namelijk van dikte veranderen. Door spiertjes om de lens heen samen te trekken komt er druk op de lens te staan en wordt deze boller. Hoe boller een lens hoe groter de lens sterkte wordt en hoe dichterbij je scherp kunt zien. Dit samentrekken van de oogspiertjes om de lens boller te maken noemen we accommoderen.
Om de lens daarna weer plat te maken om ver weg te kijken hoeven we alleen maar onze oogspiertjes te ontspannen. Ver weg kijken vinden we dan ook fijn omdat de oogspiertjes ontspannen zijn en dit geen energie kost. Als we lang dichtbij kijken (bijvoorbeeld naar een boek of mobiel) dan moet je steeds accommoderen en worden de oogspiertjes moe en kun je hoofdpijn krijgen.
Soms werken de oogspiertjes niet goed of is er iets mis met de lens. Je hebt dat een oogafwijking. Er zijn drie soorten oogafwijkingen waar we naar kijken.
Oudziend
Wanneer een oog wat ouder wordt kunnen de spiertjes slapper worden en kracht verliezen. Ver weg kijken is dan geen probleem want daar heb je de spiertjes niet nodig. Maar als je dicht bij wil kijken gaat het accommoderen niet goed. Om dan toch dichtbij te kunnen kijken heb je een leesbril nodig met positieve glazen
Verziend
Bij verziend werken de oogspiertjes prima, maar is de lens van zichzelf te plat. Om dan scherp ver te kunnen zien moet je oog al gelijk accommoderen. Dit is erg vermoeiend want er is nooit een punt waar je oog op kan uitrusten. Wel zie je ver weg prima. Wil je alleen dichtbij goed kunnen zien dan moet het oog nog verder accomoderend. Dit kan niet en vandaar dat je dichtbij niet goed meer ziet.
Om goed te kunnen zien heb je continue een positieve bril nodig. Je ziet ver weg al goed, maar met een positieve bril kun je nu ook ontspannen en heb je minder kans op hoofdpijn.
Bijziend
Bij bijziend werken de oogspiertjes prima, maar is de lens van zichzelf te bol. Ver weg kijken lukt dus niet. De oogspiertjes kunnen de lens niet verder plat krijgen en je kunt dus ver weg niet goed scherp stellen. Dichtbij werkt wel weer heel goed. Je kunt vaak dichterbij kijken dan mensen zonder oogafwijking door de extra bolling.
Om toch goed te kunnen zien moet je continue een negatieve bril dragen.
Quiz-summary
0 of 9 questions completed
Questions:
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
Information
Maak de quiz om te zien of je het snapt
You have already completed the quiz before. Hence you can not start it again.
Quiz is loading...
You must sign in or sign up to start the quiz.
You have to finish following quiz, to start this quiz:
Resultaten
0 van de 9 vragen goed
Time has elapsed
Categories
- Not categorized 0%
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- Beantwoord
-
Vraag 1 van 9
1. Question
Hoe komt verziend tot stand?
Correct
Incorrect
-
Vraag 2 van 9
2. Question
Hoe komt bijziend tot stand?
Correct
Incorrect
-
Vraag 3 van 9
3. Question
Hoe komt oudziend tot stand?
Correct
Incorrect
-
Vraag 4 van 9
4. Question
Welke bril heb je nodig als je oudziend bent?
Correct
Incorrect
-
Vraag 5 van 9
5. Question
Welke bril heb je nodig als je verziend bent?
Correct
Incorrect
-
Vraag 6 van 9
6. Question
Welke bril heb je nodig als je bijziend bent?
Correct
Incorrect
-
Vraag 7 van 9
7. Question
Iemand kan de tijd op zijn horloge goed zien, maar wanneer hij naar de klok op de muur kijkt wordt het wazig. Welke oogafwijking heeft hij?
Correct
Incorrect
-
Vraag 8 van 9
8. Question
Ans ziet in de verte prima, maar dichtbij is een probleem. Ook heeft Ans de laatste tijd veel last van haar ogen en hoofdpijn. Welke oogafwijking heeft zij?
Correct
Incorrect
-
Vraag 9 van 9
9. Question
Fred ziet net als Ans in de verte prima, maar een boek lezen gaat niet meer. Fred heeft gelukkig geen last van zijn ogen of hoofdpijn. Welke oogafwijking heeft hij?
Correct
Incorrect
Laat een bericht achter
10 berichten op "Oogafwijkingen"
Vraag 8: ”krijgt dichtbij is een probleem.”
Check, gevonden en aangepast. Dank voor doorgeven!
In je oog is de b (beeldafstand) van het midden van de lens tot aan je netvlies. Deze afstand verandert niet. Je oog blijft namelijk steeds even groot. b kan dus niet groter of kleiner worden en dus zijn bcd niet waar. A klopt inderdaad, maar dat wist je al.
Wat gebeurt er met b als de voorwerpsafstand steeds groter wordt?
a. b blijft onveranderd
b. b wordt ook groter
c. b wordt kleiner
ik dacht c
Als de lens hetzelfde blijft zal de b net zo groot worden als f (brandpuntsafstand). Als iets oneindig ver weg staat zal de b gelijk worden aan de f. Het hangt er dus vanaf bij deze vraag. Stel b was groter dan f dan zal b steeds kleiner worden (naar f toe), maar als b in het begin kleiner was dan f dan zal b groter worden naar f toe. B en C zijn dus waar afhankelijk van de begin situatie
Fijne kwis, handig voor leerlingen en collega-docenten 😉
Bij vraag 8 heb je het over Ans en haar ogen, maar in het laatste zinnetje staat nog ‘hij’
Hallo Ron,
Blij dat ik kan helpen!
En aangepast, scherp gezien 😉
Dank voor de toelichting!
Deze video is aan vervanging toe en ik zal het aanpassen!