Graden Celsius
In 1743 is de temperatuur geijkt met behulp van water. Met ijken neem je twee punten op een thermometer waarvan je zeker weet wat de temperatuur is. In 1743 is dit gedaan met water. Net op het punt waarbij water bevriest (of smelt) hebben ze gezegd dat het 0 °C. Bij het kookpunt hebben ze gezegd dat het 100 °C. Op die manier ontstond de schaal die wij nu gebruiken.

 

Graden Fahrenheit
In 1724 werd deze schaal bedacht door de Nederlands-Duits-Poolse meneer Fahrenheit in Amsterdam. Hij gebruikte ook twee ijkpunten om een thermometer te maken. Het smeltpunt van een mengsel van water en zout noemde hij 0 °F en de lichaamstemperatuur van een mens werd 96 °F. Helaas blijken deze twee punten niks met elkaar te maken te hebben dus loopt de Fahrenheit schaal niet linieer (recht) en zijn berekeningen ermee lastiger.

 

Kelvin
Wanneer moleculen warmt worden gaan ze trillen. Hoe warmer ze worden hoe harder ze gaan trillen. In 1848 kwam Lord Kelvin met een nieuw idee. Hij keek naar de trillingen van moleculen en kon meten dat ze minder hard gingen trillen wanneer ze minder warm werden. Het was alleen niet mogelijk om temperaturen ver onder nul te krijgen (ook nu nog lastig). Dus hij kon de moleculen niet helemaal stil krijgen. Wel zag hij dat er een recht verband was en kon zo berekenen op welke temperatuur de moleculen helemaal stil stonden. Hij kwam op -273 °C (nauwkeuriger -273,15) uit als aller laagste temperatuur. Dit noemen we nu het absolute nul punt en is 0 K (273 °C).

 

Temperatuur omrekenen

Graden Celsius en Kelvin

T_C = T_K – 273
T_K = T_C + 273

Graden Celsius en graden Fahrenheit

T_C = (T_F – 32) ∙

T_F = T_C ∙ + 32

T_C = De temperatuur in graden Celsius (°C)
T_F = De temperatuur in Fahrenheit (°F)
T_K = De temperatuur in Kelvin (K)