Heb je hier wat aan gehad? Abonneer dan op mijn YouTube kanaal:
Doneer meneer Wietsma een kopje koffie:
Klik hier voor een samenvatting van de video
De spanning die het apparaat krijgt staat vast en wordt bepaald door de spanningsbron. De hoeveelheid ampère (aapjes) die het apparaat krijgt kan wel worden aangepast. Dit doet het apparaat door een bepaalde weerstand te bieden. Als een apparaat veel weerstand biedt, is het moeilijk voor de ampère om er doorheen te stromen en krijgt het apparaat weinig stroom. Als het apparaat weinig weerstand biedt, is het makkelijk voor de ampère om er doorheen te stromen en krijgt het apparaat veel stroom.
De weerstand kunnen we berekenen met:
R = De weerstand in Ohm (Ω)
U = De spanning in Volt (V)
I = De stroomsterkte in Ampère (A)
Om dit voor je te zien met de aapjes (ampère) met hun rugzakjes (volt). Kun je de weerstand zien als een muur. Als de weerstand hoog is, en dus de muur hoog is, kost het de aapjes meer tijd om eroverheen te klimmen en gaan ze dus langzamer lopen. Waneer de weerstand laag is kunnen de aapjes er makkelijk overheen klimmen en gaan ze dus snel lopen.
Als je een schakeling hebt zonder weerstand kunnen de ampère stromen zonder dat ze tegengehouden worden. Hierdoor gaan ze heel hard stromen en wordt de draad warm. Dit heet kortsluiting en hierdoor kan de draad gaan branden en de spanningsbron kapot gaan.
We kunnen deze formule ook ombouwen als we bijvoorbeeld de weerstand en de stroomsterkte weten en de spanning willen uitrekenen U = R ∙ I
Of wanneer we de weerstand en de spanning weten en de stroomsterkte willen uitrekenen:
Quiz-summary
0 of 8 questions completed
Questions:
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
Information
Maak de quiz om te zien of je het snapt
You have already completed the quiz before. Hence you can not start it again.
Quiz is loading...
You must sign in or sign up to start the quiz.
You have to finish following quiz, to start this quiz:
Resultaten
0 van de 8 vragen goed
Time has elapsed
Categories
- Not categorized 0%
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- Beantwoord
-
Vraag 1 van 8
1. Question
Als je de weerstand als een muur ziet:
Correct
Incorrect
-
Vraag 2 van 8
2. Question
Een stofzuiger heeft veel stroom nodig om goed te werken, wat weet je over de weerstand?
Correct
Incorrect
-
Vraag 3 van 8
3. Question
Waarom heeft een klein elektrisch apparaat een grote weerstand?
Correct
Incorrect
-
Vraag 4 van 8
4. Question
Je sluit een stofzuiger aan op het stopcontact van 230V. Er gaat een stroomsterkte van 3 A lopen. Hoe groot is de weerstand in Ohm? (Geef je antwoord alleen in cijfers, met één getal achter de komma)
- (76,7 of 76.7) Ω
Correct
U = 230 V
I = 3 A
R = = = 76,7 Ω
Incorrect
U = 230 V
I = 3 A
R = = = 76,7 Ω
-
Vraag 5 van 8
5. Question
Je sluit een apparaat met een weerstand van 385 Ω aan op het stopcontact (230V). Hoe groot is de stroomsterkte die gaat lopen in ampère? (Geef je antwoord alleen in cijfers, met één getal achter de komma)
- (0,6 of 0.6) A
Correct
R = 385 Ω
U = 230 V
I = = = 0,6 A
Incorrect
R = 385 Ω
U = 230 V
I = = = 0,6 A
-
Vraag 6 van 8
6. Question
Door een apparaat van 575 Ω loopt een stroom van 0,4 A. Hoe groot is de spanning in volt? (Geef je antwoord alleen in afgeronde cijfers)
- (230.0 of 230,0 of 230) V
Correct
R = 575 Ω
I = 0,4 A
U = R ∙ I = 575 ∙ 0,4 = 230 V
Incorrect
R = 575 Ω
I = 0,4 A
U = R ∙ I = 575 ∙ 0,4 = 230 V
-
Vraag 7 van 8
7. Question
Moeilijk: Je sluit en magnetron van 1,2 kW aan op een stopcontact (230 V). Bereken de weerstand van de magnetron. (Geef je antwoord alleen in afgeronde cijfers)
- (44 of 44,1 of 44.1) Ω
Correct
P = 1,2 kW = 1200 W
U = 230 V
Om de weerstand te berekenen: R = . Hebben we I nodig.
I = = = 5,2 A
R = = = 44 Ω
Incorrect
P = 1,2 kW = 1200 W
U = 230 V
Om de weerstand te berekenen: R = . Hebben we I nodig.
I = = = 5,2 A
R = = = 44 Ω
-
Vraag 8 van 8
8. Question
Moeilijk: Een onbekend apparaat heeft een vermogen van 500 W en een weerstand van 34 Ω. Bereken de stroomsterkte in ampère. (Geef je antwoord alleen in cijfers, met één getal achter de komma)
- (3,8 of 3.8) A
Correct
P = 500 W
R = 34 Ω
R = -> U = R ∙ I
P = U * I
Deze kun je samenvoegen tot P = (R ∙ I ) ∙ I
Dus I 2 =
I = √() = √() = 3,8 A
Incorrect
P = 500 W
R = 34 Ω
R = -> U = R ∙ I
P = U * I
Deze kun je samenvoegen tot P = (R ∙ I ) ∙ I
Dus I 2 =
I = √() = √() = 3,8 A
Laat een bericht achter
47 berichten op "Weerstand"
kunt u ook een filmpje maken over geleidbaarheid?
Die heb ik inderdaad nog niet en staat vanaf nu op de planning (kan alleen nog wel even duren voordat ik tijd heb).
In het kort is geleidbaarheid het tegenovergestelde van weerstand. Dus als iets een hoge weerstand heeft, heeft het een lage geleidbaarheid. Je kunt het berekenen met G = 1 / R of G = I / U. Niet te verwarren met R = U / I.
Hoe bereken je dat dan uiteindelijk uit?
Ik heb daar nu wel een video van: https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/geleidbaarheid/
ik snap de laatste vraag niet
Die is ook erg lastig! (vwo+ niveau)
Je hebt hier het vermogen (P = U x I)
en de weerstand (R = U / I) gekregen.
Zoals je ziet staan de U en de I in beide formules en kun je ze dus ombouwen. Je kunt zeggen dat U = R x I (als je de weerstand formule ombouwt). Nu kun je deze samenvoegen met de vermogen formule en krijg je:
P = U x I wordt P = (R x I) x I
P en R heb je en alleen I is onbekend die kun je nu invullen en uitrekenen.
bedankt u heeft me veel geholpen
Bij vraag 4 zit een foutje. In het verhaaltje staat 3A, maar bij het antwoord gebruikt u 2A.
Goed gezien! Aangepast!
Hoe zit het met de spanning bij een apparaat met een hoge weerstand?
Over het algemeen is het de spanningsbron die de spanning bepaalt (bv stopcontact = 230 V, autoaccu = 12 V en batterij bv 1,5 V). De weerstand heeft dan invloed op de stroomsterkte (hoeveel ampère er doorheen gaat).
Mocht je meerdere apparaten achter elkaar in serie schakelen met verschillende weerstanden dan krijgt het apparaat met de grootste weerstand de meeste spanning (stroomsterkte is voor beide gelijk, want in serie).
Ik snap er niks die laatst paar vragen
Als je wat specifieker bent wat je precies niet snapt kan ik je misschien helpen
de sommen gaan iets te snel voor mij, en hoe kan ik deze sommen in mijn hoofd stampen
R=U:L
U=RxL
I=U:R
Stampen kan maar is niet de beste oplossing. Als je met letters rekenen lastig vindt kun je ook cijfers gebruiken. Stel P=UxI kun je zien als 6=2×3 als je wilt weten wat U (2) is moet je 6 delen door 3. 2=6/3 dus U=P/I.
Kan je anders ook een toets maken van alle paArse videos. En daarnA toets maken voor andere kleuren
Helaas wordt dat lastig Tom. Niet iedereen die dit hier is heeft hetzelfde niveau en niet iedereen moet alles leren.
Je kunt er voor jezelf een toets van maken door alle vragen die onder video’s staan te beantwoorden, waarbij je moet opletten dat hoe verder je gaat met de vragen hoe hoger het niveau is.
Ik vind die eerste vraag een beetje raar? Kan ook aan mij liggen?
Heeft te maken met mijn video’s. Maar ook los daar van kun je deze vergelijking met weerstand en een muur maken.
Welke filmpjes zijn handig voor NoVa Elektriciteit VWO 3? Ik heb aanstaande week toetsweek maar ik weet niet welke filmpjes wel en niet belangrijk zijn….
Voorkennis:
https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/stroomsterkte/
https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/spanning/
https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/serie-parallel/
VWO 3 leren:
https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/vermogen/
https://meneerwietsma.nl/energie/vermogen-elektrische-energie/
https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/transformator/
https://meneerwietsma.nl/elektriciteit/elektriciteit-in-huis/
Heel veel succes!
Wat bedoelt men als men spreekt over de inwendige weerstand, uitwendige weerstand en de ems? en hoe bereken je dit?
Hallo, bedankt voor de toffe filmpjes!!! Een klein foutje: op 5.16 zegt u 1.600 Ohm, terwijl er 160 geschreven staat. (Er is ook een foutje in de youtube-playlist geslopen: het 5e filmpje van electriciteit : “Vermogen en electrische energie” zit er niet in (dus je gaat in de youtube playlist onmiddelijk van 4 naar 6; maar de zesde krijgt daar den het nummer 5 mee). Groetjes!!!
En ik zeg het nog heel nadrukkelijk en duidelijk ook >< Dat van de playlist klopt, die video 5 heb ik bij energie geplaatst, maar je hebt gelijk dat ik die ook bij elektriciteit moet plaatsen voor de volledigheid, thanks!
Bedankt voor de uitleg gelukkig is dit mijn laatste jaar natuurkunde
Hoi meneer Wietsma, ik ben een grote fan van u
Het antwoord bij vraag 7 klopt niet… ik had precies hetzelfde uitgerekend en bij mij kwam er 44,2 uit, de som zegt dat er 44 of 44,1 uitkomt en bij diezelfde vraag staat er ‘en’ maar er wordt denk ik ‘een’ bedoeld.
Bedankt voor deze quiz! Mij helpt het heel erg om deze quizzen te maken, is er misschien ook nog een mogelijkheid om iets meer toetswaardige vragen in de quizzen voorbij de laten komen? Ik heb nu het idee dat het soms wel heel makkelijk is, maar ik doe ook VWO dus dat is ook wel hoog niveau!
Dat krijg he als je I = 5,2 A gebruikt, maar eigenlijk is het is het 5,2173913043478 en moet je die gebruiken (onafgerond). Nu wordt als het goed is 44,2 Ohm als antwoord ook goedgerekend.
De vragen zijn er om te checken of je de basis begrepen hebt dus niet op toets niveau. Dan moet ik toetsen maken voor vmbo-tl tm vwo en dat wordt helaas teveel. Je kunt de vragen in je boek maken als oefening of je docent om oefenvragen vragen.
Ik zit in 3 vwo en heb het nu over het hoofdstuk weerstand. Er zit een vraag bij die ik heel lastig vind. ( Ik ben zoiezo niet zo goed in natuurkunde ) De vraag is:
Een constantaandraad van 20 cm is aangesloten op een batterij. Er loopt een stroom van 0,33 A. Bereken de stroomsterkte als je de draad vervangt door een constantaandraad van 1,20 m lang. Doe je dan gewoon 0,33 x 5 ? Of mag dat niet zomaar met elektriciteit? En wat is het verschil tussen volt en ampere? Alvast bedankt!
Ik dank u voor uw videos u bent een groot man dank u voor alles.
Allah zegen u
Lol
In de video met de gedeelte met de computer zeg je 1600 Ohm maar er staat 160
Ik zeg het ook nog eens heel langzaam en benadruk het ook, maar het gaat inderdaad om 160 Ohm!
Waarom is het antwoord op vraag 4: 76,7 en niet 76,6
Blijkbaar wordt er afgerond naar boven maar waarom dan niet 77?
Het on-afgeronde antwoord is 76,666666. In de vraag staat dat je moet afronden op 1 achter de komma. Daar staat een 6, maar twee achter de komma staat ook een 6, deze zorgt er voor dat de eerste 6 een 7 wordt.
76,666 = 76,7
Hallo meneer ik had een vraag op 6:15 staat de som 230 V :160 Ohm en de uitkomst daarvan is 1,4 A, maar er zijn toch 3 significante cijfers dus dan moet dan toch 1,43 of 1,44 A worden?
Klopt, je hebt helemaal gelijk! Deze stof wordt echter vaak als eerst in de onderbouw uitgelegd waarbij significantie niet belangrijk is. En gelukkig mag je er 1 significant naast zitten 😉
Weet u misschien welke filmpjes ik moet bekijken als ik het boek ‘Overal Natuurkunde’ gebruik? Alvast bedankt.
Sorry dat durf ik niet te zeggen. Ik heb de videos zo proberen te maken dat ze per onderwerp zijn. Dus als een formule in je boek in een video zit dan moet dat haast wel kloppen. Je kunt het beter aan je eigen docent vragen.
Hoe kan je P uitrekenen zonder dat je I weet? Dus alleen R en U.
P = U x I
R = U / I
Dus als je I niet weet moet je een formule omschrijven, bijvoorbeeld:
I = U / R
Je kunt nu de I in P = U x I vervangen door U / R en krijgt dan
P = U x U / R
Op deze manier kun je P uitrekenen met U en R
goat
dankje meneer ik vind dit heel leerzaam groet xxx ate
ik snap mij de laatste opdracht niet waarom 500/34 3,8 A kan zijn?
Die is echt heel lastig en gaat boven de stof uit.
Je kunt weerstand en vermogen niet zomaar door elkaar delen, daarvoor moet je eerst nog wat stappen doen.